Blog Post

De ongelijke behandeling van kinderen door het doen van giften.

VHN Notarissen • Dec 30, 2021

Pas op; dit kan gevolgen hebben na uw overlijden!

Als een kind door een ouder tijdens diens leven wordt bevoordeeld (door giften of schenkingen) boven een ander kind, kan dit na het overlijden van de ouder ruzies opleveren bij de afwikkeling van de erfenis. In de wet is opgenomen dat een schenking of gift niet hoeft te worden verrekend met de erfenis, tenzij bij de gift of in een testament anders is bepaald. De gift blijft dus in principe van het bevoordeelde kind. Maar het hierdoor ‘benadeelde’ kind kan na het overlijden van de ouder wel een beroep doen op de zogenoemde ‘legitieme portie’ (zie over de legitieme portie ook Met Recht Geregeld 2020-04).

In deze bijdrage wordt het ongelijk bevoordelen van kinderen tijdens leven en de juridische gevolgen ervan besproken.

 

De legitieme portie

In de wet is een ‘beschermingsregel’ opgenomen voor kinderen. Als een kind in de erfenis van zijn ouder (bijvoorbeeld) niet tot erfgenaam wordt benoemd of als de erfenis voor een groot deel ‘verdampt’ is doordat de ouder tijdens diens leven grote schenkingen heeft gedaan aan broers of zussen, kan dit benadeelde kind een beroep doen op zijn ‘legitieme portie’. De legitieme portie is een geldbedrag waarop een kind, na het overlijden van zijn ouder, minimaal recht heeft. Een wettelijk geregeld ‘minimaal erfdeel’. Dit geldbedrag is de helft van de waarde van het erfdeel dat het kind op grond van de wet als erfgenaam zou krijgen. Zie uitgebreid over de legitieme portie Met Recht Geregeld 2020-04.

 

Bevoordelingen, ook wel ‘giften’ genoemd

Een kind kan op allerlei manieren worden bevoordeeld. Hierna volgt een aantal voorbeelden van bevoordelingen, ook wel ‘giften’ genoemd:

 

Voorbeelden giften

  1. Vader verhuurt een woning aan zijn dochter. De huur is veel lager dan een huur die voor deze woning reëel is.
  2. Vader verstrekt aan zijn dochter een lening tegen geen of een veel te lage rente.
  3. Vader verkoopt zijn auto aan zijn dochter voor de helft van de echte waarde.
  4. Dochter doet wekelijkse boodschappen voor vader. Ze koopt van het geld dat zij van vader hiervoor krijgt ook boodschappen voor zichzelf.

 

Een benadeeld kind kan zijn legitieme portie inroepen

Als bij het overlijden van een ouder blijkt dat een kind benadeeld is doordat de ouder giften aan andere kinderen heeft gedaan, kan dit benadeelde kind aanspraak maken op zijn legitieme portie.

 

De legitieme portie wordt berekend over de waarde van de erfenis ten tijde van het overlijden van de ouder. Van de erfenis worden de in de wet omschreven schulden afgetrokken, maar de erfenis wordt daarnaast vermeerderd met in de wet omschreven giften.
Dit houdt in dat moet worden gekeken hoe de erfenis zou zijn samengesteld als door de ouder geen giften zouden zijn gedaan. De legitieme portie van het kind is dan de helft van wat hij normaal gesproken zou krijgen uit die erfenis.

 

Voorbeeld: wel of niet inroepen legitieme portie?




Maria is overleden en laat een zoon (Nico) en dochter (Sara) achter. Sara heeft twee kinderen.

De erfenis van Maria heeft een waarde van € 100.000. Nico heeft bij zijn huwelijk € 10.000 gekregen van Maria. Sara heeft van Maria in totaal voor een bedrag van € 50.000 aan giften ontvangen, terwijl ook de kinderen van Sara ieder € 10.000 (in totaal dus € 20.000) van Maria hebben gekregen.

 

Maria heeft in haar testament Nico en Sara ieder voor de helft tot erfgenaam benoemd. Ook heeft ze bepaald dat giften niet hoeven te worden ‘ingebracht’. De ontvangen giften van Nico, Sara en haar kinderen hoeven dus niet in de erfenis betrokken te worden voor de berekening van de erfdelen.


Als Nico niets doet, krijgen Nico en Sara ieder de helft van de waarde van de erfenis, namelijk € 50.000. Nico kan eventueel ook aanspraak maken op zijn legitieme portie als hij vindt dat hij door de giften aan Sara en aan haar kinderen benadeeld is.

Dan volgt de volgende rekensom: € 100.000 erfenis + € 10.000 schenking Nico + € 50.000 giften Sara + € 20.000 giften kleinkinderen = € 180.000. Dit is de waarde waarover de legitieme portie wordt berekend. Nico en Sarah zouden dan beiden recht hebben op € 90.000.
De legitieme portie van Nico is de helft hiervan: € 45.000. Deze € 45.000 moet, voor de berekening van zijn legitieme portie, worden verminderd met wat hij als gift heeft ontvangen (€ 10.000), waardoor zijn legitieme portie € 35.000 bedraagt. Dit is minder dan de € 50.000 die hij zou krijgen zonder dat hij aanspraak zou maken op de legitieme, dus de aanspraak is in dit geval niet nodig.

 

 

Vervolg voorbeeld: beroep op legitieme loont nu wel!

Stel dat Sara geen € 50.000, maar € 130.000 aan giften heeft gekregen.

 

Dan heeft de aanspraak van Nico op zijn legitieme portie wel zin. Het totaal waarover de legitieme portie wordt berekend zou dan € 260.000 bedragen, waardoor Nico een bedrag van (€ 130.000/2 = € 65.000 – € 10.000 =) € 55.000 zou verkrijgen als legitieme portie. Dit is méér dan het bedrag van € 50.000, dat hij zonder aanspraak op de legitieme portie zou hebben gehad. Het inroepen van de legitieme portie heeft dan dus wel zin.

 

Bewijsproblemen

Bij het inroepen van de legitieme portie zit vaak een groot probleem in het leveren van bewijs dat de ouder allerlei giften aan andere kinderen heeft gedaan. Het is lastig aan te tonen wie wat op welk moment heeft ontvangen en of dat wel echt een gift was. Het zou bijvoorbeeld ook een vergoeding kunnen zijn voor geleverde diensten.

Om de legitieme portie te kunnen bepalen, heeft het ‘benadeelde’ kind op grond van de wet recht op inzage en afschriften van stukken (zoals bankafschriften) betreffende de erfenis van zijn overleden ouder en door deze ouder gedane giften. Dit recht kan waardevol zijn om bewijs te verzamelen.

 

Recht op inzage in financiële stukken

Een executeur zal de nodige zorg moeten besteden aan het veiligstellen van de financiële stukken van de overleden ouder, zodat het benadeelde kind deze kan controleren (zie ook over de executeur ook Met Recht Geregeld 2020-05). Het recht van het benadeelde kind op de financiële stukken van zijn ouder ziet niet alleen op de omvang van de erfenis op de datum van het overlijden, maar ook op het vermogensverloop van de ouder voorafgaand aan zijn overlijden in verband met relevante schenkingen. De te verstrekken informatie moet, in verband met de wettelijke bewaartermijn van de bank, in ieder geval teruggaan tot zeven jaar vóór het overlijden van de ouder. De executeur moet deze bankafschriften op voorhand veiligstellen, zeker als hij redelijkerwijs zou kunnen vermoeden dat een kind aanspraak zal maken op de legitieme portie.

 

Een advocaat of notaris kan behulpzaam zijn bij het in kaart brengen van het vermogen van de overleden ouder.

 

Samenvatting en tip

Giften die tijdens leven zijn gedaan, hoeven volgens de wet in principe niet verrekend te worden met de erfenis. Als dat wel de bedoeling is van een ouder, moet de ouder dit bij het doen van de gift expliciet vastleggen, om ruzie na het overlijden te voorkomen.
Als het niet de bedoeling is van een ouder dat giften die tijdens leven worden gedaan, met de erfenis moeten worden verrekend en dit dus ook niet is geregeld, heeft een benadeeld kind wel nog een mogelijkheid om iets te doen aan de benadeling. Onder omstandigheden kan voor een kind het doen van een beroep op zijn of haar legitieme portie lonen. Dit kan tot gevolg hebben dat het benadeelde kind uiteindelijk meer uit de erfenis krijgt dan de bedoeling was van de ouder. Let dus goed op bij giften aan één of meer van uw kinderen, waardoor een ander kind benadeeld wordt. Uw notaris kan u adviseren over eventuele alternatieve mogelijkheden.

 

Om de legitieme portie te kunnen bepalen, heeft het ‘benadeelde’ kind recht op inzage en bankafschriften uit de administratie van de overleden ouder en door deze ouder gedane giften. Een executeur dient de financiële stukken op voorhand veilig te stellen, zodat het benadeelde kind deze kan controleren.

Bij het in kaart brengen van het vermogen van de overleden ouder en het berekenen van de legitieme portie, kan een advocaat of notaris behulpzaam zijn.


Aan de inhoud van dit artikel is de uiterste zorg besteed, maar door de beperkte omvang is het onmogelijk om alle facetten en gevolgen van een onderwerp te belichten: het betreft een artikel op hoofdlijnen. Voor informatie over uw specifieke situatie: neem contact met ons op!
VHN Notarissen besteedt de uiterste zorg aan de inhoud van de artikelen, maar aanvaardt geen aansprakelijkheid in geval van onvolledigheid of onjuistheid van een artikel, noch voor de gevolgen daarvan. 

Dit artikel is ontleend aan Met Recht Geregeld (www.metrechtgeregeld.nl), product van FBN Juristen.

By VHN Notarissen 08 Feb, 2022
Een bezoek aan een notaris is dan toch niet meer nodig?
By VHN Notarissen 08 Feb, 2022
Wat zijn de gevolgen ?
By VHN Notarissen 30 Dec, 2021
Via een lijfrente of liever banksparen, en wat zijn de verschillen?
By VHN Notarissen 30 Nov, 2021
Waarom een testament maken tijdens of na een echtscheidingsprocedure? 
By VHN Notarissen 16 Nov, 2021
U ontvangt een schenking. Heeft dit gevolgen voor uw huurtoeslag, zorgtoeslag of studiefinanciering?
By VHN Notarissen 04 Nov, 2021
Waar teken ik eigenlijk voor ?
By VHN Notarissen 20 Oct, 2021
Waar moet allemaal rekening mee worden gehouden?
By VHN Notarissen 05 Oct, 2021
Hoeveel mag ik belastingvrij schenken aan mijn kind en waar moet ik op letten?
By VHN-Notarissen 05 Oct, 2021
De digitale nalatenschap; hoe heeft u dit geregeld ?
By VHN Notarissen 07 Sep, 2021
Recreatiewoningen zijn steeds meer in trek. De coronacrisis heeft de belangstelling voor de recreatiewoning aangewakkerd. Dit blijkt ook uit de waardestijgingen op de recreatiewoningmarkt die mede zijn veroorzaakt doordat ook prima vanuit een recreatiewoning kan worden thuisgewerkt. Hoewel permanente bewoning van recreatiewoningen op parken bijna nooit is toegestaan, wordt in de praktijk wel degelijk in recreatiewoningen gewoond. Daarom wordt in dit artikel nader ingegaan op de vraag of een recreatiewoning fiscaal als eigen woning kan worden aangemerkt om aftrek van hypotheekrente mogelijk te maken. Op deze manier kan ook fiscaal vriendelijk worden genoten van de recreatiewoning. Criteria voor het zijn van eigen woning Hebt u een recreatiewoning in eigendom, dan kan deze woning fiscaal alleen als eigen woning worden aangemerkt als deze woning voor u als zogeheten hoofdverblijf (zie hierna) dient. Daarbij is van belang dat u samen met uw (eventuele) fiscaal partner niet meer dan één hoofdverblijf kan hebben. Bezit u samen met uw partner meerdere woningen die als hoofdverblijf aangemerkt kunnen worden, dan kunt u samen in uw aangifte(n) Inkomstenbelasting kiezen welke woning als hoofdverblijf moet worden aangemerkt. Dat is in de praktijk meestal de woning waarop de grootste hypotheekrentelast rust. Eigendomseis Een woning die voor u als hoofdverblijf dient, kan als eigen woning worden aangemerkt als u juridisch of economisch eigenaar van de woning bent. U bent juridisch eigenaar van de woning als de woning bij de notaris aan u is overgedragen (geleverd). Economische eigendom is in dit kader eigenlijk niets anders dan de juridische eigendom, maar dan zonder dat de woning aan u bij de notaris juridisch is overgedragen. Bij economische eigendom geniet u de voordelen (waardestijging, gebruik) van de woning en komen de nadelen (kosten, waardedaling) van de woning voor uw rekening. De wet stelt, om te kunnen spreken van (economische) eigendom, als voorwaarde dat de waardeveranderingen van de woning voor minimaal 50% voor uw rekening zijn. U kunt uw notaris of een andere deskundige adviseur om advies vragen of u (economisch) eigenaar bent (geworden) van de woning. Hoofdverblijf Wordt aan de eigendomseis voldaan, dan kan een recreatiewoning als eigen woning worden aangemerkt als de eigenaar de woning als hoofdverblijf gebruikt. Deze situatie zal in de praktijk meer uitzondering dan regel zijn, vooral als de eigenaar de recreatiewoning als tweede woning in gebruik heeft en de rentelasten op de hoofdwoning hoger zijn dan de rentelasten op de recreatiewoning. Een keuze tussen beide woningen zal dan altijd ten gunste van de hoofdwoning uitvallen. De recreatiewoning zal dan samen met een eventuele daarvoor aangegane hypothecaire lening in box 3 als voordeel uit sparen en beleggen worden belast. Dat ongeacht of deze lening is aangegaan met als onderpand de recreatiewoning of de hoofdwoning. Wordt echter de hoofdwoning gehuurd en daarnaast een recreatiewoning gekocht, dan hoeft geen keuze tussen beide woningen te worden gemaakt als beide woningen als hoofdverblijf kunnen gelden. Op de huurwoning rust immers geen hypotheekschuld. De vraag of een recreatiewoning fiscaal als eigen woning kan worden aangemerkt is recent nog in de rechtspraak aan de orde geweest. Voorbeeld 1 uit de rechtspraak X heeft een recreatiewoning in eigendom en wenst dat deze recreatiewoning fiscaal als eigen woning wordt aangemerkt. X verblijft in de weekenden (van vrijdagmiddag tot zondagavond of maandagmorgen), de feestdagen, de schoolvakanties en zijn vrije dagen, in de recreatiewoning (in totaal 170 dagen per jaar). De overige (doordeweekse) dagen verblijft X vanwege zijn werk in een huurwoning. Beide woningen liggen op een enkele reisafstand van 128 km van elkaar. Visite en logees worden alleen in de recreatiewoning ontvangen. De rechter oordeelde in dit geval dat een woning kwalificeert als hoofdverblijf als het aannemelijk is dat die woning de centrale levensplaats is. Waar iemand zijn centrale levensplaats heeft, wordt naar de omstandigheden beoordeeld. Daarbij is volgens de rechter doorslaggevend waar X zijn sociale leven heeft en dat is in de recreatiewoning. Dat X in de omgeving van zijn huurwoning ook boodschappen doet, daar werkt, daar naar de tandarts e.d. gaat, weegt voor de rechter minder zwaar. Opmerkelijk is dat het feit dat de recreatiewoning op grond van het bestemmingsplan niet permanent mag worden bewoond, in deze procedure geen rol heeft gespeeld. Uit deze voor X positieve uitkomst mag niet worden geconcludeerd dat een recreatiewoning relatief eenvoudig als een hoofdverblijf kan worden aangemerkt. Dat is recent gebleken uit een andere uitspraak (zie hierna voorbeeld 2). Voorbeeld 2 uit de rechtspraak Y heeft twee woningen in eigendom: een recreatiewoning en een hoofdwoning. De recreatiewoning is in de jaren 2001 t/m 2014 in box 3 in aanmerking genomen. Y stond ingeschreven (in de basisregistratie personen) in de plaats van zijn hoofdwoning. De hoofdwoning heeft in het gehele jaar 2015 te koop gestaan. Daarna is de woning verkocht aan Z, die in juli 2016 eigenaar van de woning is geworden. Y heeft in zijn herziene aangiften 2015 en 2016 de hoofdwoning als een leeg te koop staande eigen woning opgegeven en de recreatiewoning als zijn hoofdverblijf bestempeld. Op grond hiervan trok hij de rente die met beide woningen verband hield, in de herziene aangiften 2015 en 2016 in box 1 (het belastbaar inkomen uit werk en woning) af. In deze procedure oordeelt de rechter dat de recreatiewoning niet het hoofdverblijf van Y is en onderbouwt dat met de volgende argumenten. 1. Y heeft nooit op het adres van de recreatiewoning ingeschreven gestaan; 2. Het is verboden de recreatiewoning permanent te bewonen (verblijf van maximaal 180 dagen per jaar is toegestaan), dit verbod wordt strikt gehandhaafd; 3. De recreatiewoning wordt ook deels aan derden verhuurd. Tegen deze argumentatie van de rechter valt echter het nodige in te brengen. Om met het laatste te beginnen: het tijdelijk verhuren van een eigen woning ontneemt volgens de wet aan de woning niet het karakter van hoofdverblijf. Het tweede argument dat permanente bewoning niet is toegestaan, zegt niets over een feitelijk oordeel of een woning iemands centrale levensplaats is (zie ook voorbeeld 1). Het eerste argument vloeit rechtstreeks voort uit het tweede argument en is daarom ook niet relevant. Samenvatting en tip Uit beide voorbeelden uit de rechtspraak komt een ander beeld naar voren hoe wordt beoordeeld of een recreatiewoning als hoofdverblijf kwalificeert of niet dan op grond van de wet zou gelden. Dat is opmerkelijk. Bij lezing van het tweede voorbeeld komt het beeld naar voren dat de rechter van mening lijkt te zijn dat de te koop staande woning in feite het hoofdverblijf was evenals dat in de jaren daarvoor het geval was, omdat Y heeft erkend dat hij om medische redenen een aantal periodes (onbekend is hoeveel dagen in totaal) in die woning heeft verbleven. Dat neemt echter niet weg dat in de uitspraak geen aandacht is besteed aan de in het eerste voorbeeld genoemde maatstaf voor de beoordeling waar iemand zijn hoofdverblijf heeft, namelijk de centrale levensplaats. De rechter had in de tweede uitspraak ook kunnen overwegen dat Y niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij zijn centrale levensplaats in de recreatiewoning had. Het valt te hopen dat de hoogste rechter zich over deze kwestie een keer uitspreekt, zodat duidelijk is wat de juiste maatstaf is bij de beoordeling of een recreatiewoning als hoofdverblijf kan worden aangemerkt. Tip: Overweegt u met geleend geld een recreatiewoning aan te schaffen om daarvan uw feitelijke hoofdverblijf te maken, dan staat bij de huidige stand van de rechtelijke uitspraken niet vast dat de fiscus dat ook zo ziet en de renteaftrek accepteert. Overleg met de notaris of een andere adviseur die u kan helpen bij de beoordeling of de te kopen woning als hoofdverblijf kan worden aangemerkt.
Meer nieuwsbrieven
Share by: