Blog Post

Als we nu trouwen, trouwen we toch standaard op huwelijkse voorwaarden?

VHN Notarissen • Feb 08, 2022

Een bezoek aan een notaris is dan toch niet meer nodig?

Pas op! Per 1 januari 2018 is de wet veranderd. Als u trouwt en niets regelt, ontstaat niet meer automatisch een algehele, maar een beperkte gemeenschap van goederen. Dit betekent dat vanaf 1 januari 2018 het privévermogen dat u hebt op het moment dat u trouwt, buiten de gemeenschap blijft. In tegenstelling tot hetgeen nog wel eens wordt gedacht, houden de nieuwe huwelijksregels niet in dat echtgenoten die onder de nieuwe regeling vallen automatisch op huwelijkse voorwaarden trouwen. Voor huwelijkse voorwaarden, die – vooral voor ondernemers – een nuttige regeling kunnen zijn, blijft een bezoek aan een notaris voorafgaand aan het huwelijk dus nodig.


Gemeenschap van goederen

Wanneer voorafgaand aan een huwelijk door de echtgenoten géén huwelijkse voorwaarden worden opgesteld, ontstaat tussen hen een zogenoemde gemeenschap van goederen.

Vóór 1 januari 2018 was dit een algehele gemeenschap van goederen. Sinds de wetswijziging ontstaat een, wat men noemt, beperkte gemeenschap van goederen. Let op: dit geldt alléén voor gemeenschappen die ná 1 januari 2018 zijn ontstaan. In dit artikel wordt kort ingegaan op de belangrijkste verschillen tussen het oude en het nieuwe systeem.

 

De oude algehele gemeenschap van goederen (tot 1-1-2018)         

Vóór 1 januari 2018 was ons basisstelsel de algehele gemeenschap van goederen. Dit houdt in dat alles wat de echtgenoten bij het aangaan van het huwelijk hadden en alles wat zij tijdens het huwelijk verkrijgen, in de gemeenschap valt en van de echtgenoten gezamenlijk (ieder voor de helft) wordt. Ook alle schulden (!) – bijvoorbeeld studieschulden – worden gemeenschappelijk. Deze automatisch vermenging van de vermogens van de echtgenoten door het huwelijk wordt ook wel boedelmenging genoemd.

 

Op dit systeem van boedelmenging bestond een aantal wettelijke uitzonderingen. Een van de belangrijkste uitzonderingen was de zogenoemde uitsluitings- of privéclausule. Deze clausule zie u vaak bij erfenissen, als de overledene niet wil dat zijn erfenis bij de schoonfamilie (de ‘koude kant’) terechtkomt. De bezittingen/schulden die onder die clausule worden verkregen, vielen niet in de algehele gemeenschap van goederen.

 

Uitsluitingsclausule- of privéclausule

Vanaf 1 januari 2018 is de gemeenschap wat haar omvang betreft beperkter. Vermogen dat ieder van de partners heeft voordat ze trouwen (ook wel huwelijksaanbrengsten genoemd) valt, net als erfenissen en schenkingen, niet standaard meer in de nieuwe gemeenschap.

In de gemeenschap vallen wel de goederen die de echtgenoten vóór hun huwelijk samen hebben verkregen of schulden die zij vóór hun huwelijk samen zijn aangegaan, bijvoorbeeld de gemeenschappelijke woning en de daarvoor gezamenlijk aangegane hypotheekschuld.

 

Voorbeeld:

Piet en Elly zijn vóór hun huwelijk samen eigenaar van een huis, in de verhouding 40%-60%, omdat Elly meer eigen geld heeft ingebracht dan Piet. Als Piet en Elly trouwen, wordt deze eigendomsverhouding door het huwelijk automatisch 50%-50%, want de woning valt in de (beperkte) gemeenschap! Als Piet en Elly die 40%-60% -verhouding van vóór het huwelijk in stand willen laten, moeten ze dus, voorafgaand aan het huwelijk, huwelijksvoorwaarden maken bij een notaris!

 

Verder valt in de nieuwe gemeenschap alles wat de echtgenoten tijdens het huwelijk verkrijgen en schulden die tijdens het huwelijk door één of beide echtgenoten zijn aangegaan. Een uitzondering bestaat voor erfenissen en schenkingen en de schulden die hiermee samenhangen. Deze vallen automatisch buiten de nieuwe gemeenschap, tenzij de overledene of schenker juist bepaalt dat ze wél in een gemeenschap mogen vallen (de zogenoemde insluitingsclausule). Ondanks dit nieuwe systeem blijft de hiervoor beschreven uitsluitings- of privéclausule in het testament of bij de schenking van belang. Echtgenoten kunnen namelijk zelf in huwelijkse voorwaarden overeenkomen dat erfenissen of schenkingen toch in de gemeenschap van goederen vallen en dus van beide echtgenoten gemeenschappelijk worden.

 

Wanneer een erflater of schenker dat absoluut niet wenst, kan hij de hiervoor beschreven uitsluitingsclausule in zijn testament of bij de schenking opnemen. Een dergelijke clausule gaat namelijk voor op de regeling die de echtgenoten in de huwelijkse voorwaarden afspreken! Voor de schenkings- en testamentenpraktijk blijft, om zeker te zijn dat ontvangen giften en erfenissen niet in de gemeenschap vallen, de opname van een uitsluitingsclausule ook ná 1 januari 2018 van belang.


Tip

Laat u adviseren door een notaris of andere adviseur met specifieke kennis over het huwelijksvermogensrecht met betrekking tot de vraag of uw (voorgenomen) huwelijk met de gemeenschap van goederen (oude stijl of nieuwe stijl) of juist met huwelijksvoorwaarden goed geregeld is. Heeft u een eigen bedrijf, een koopwoning (zeker als ook een grote schenking voor de woning is ontvangen) of dure bezittingen waarvan de koopprijs niet 50/50 is betaald, dan is een bezoek aan een notaris/adviseur meer dan aan te bevelen.



Aan de inhoud van dit artikel is de uiterste zorg besteed, maar door de beperkte omvang is het onmogelijk om alle facetten en gevolgen van een onderwerp te belichten: het betreft een artikel op hoofdlijnen. Voor informatie over uw specifieke situatie: neem contact met ons op!
VHN Notarissen besteedt de uiterste zorg aan de inhoud van de artikelen, maar aanvaardt geen aansprakelijkheid in geval van onvolledigheid of onjuistheid van een artikel, noch voor de gevolgen daarvan. 

Dit artikel is ontleend aan Met Recht Geregeld (www.metrechtgeregeld.nl), product van FBN Juristen.

By VHN Notarissen 08 Feb, 2022
Wat zijn de gevolgen ?
By VHN Notarissen 30 Dec, 2021
Pas op; dit kan gevolgen hebben na uw overlijden!
By VHN Notarissen 30 Dec, 2021
Via een lijfrente of liever banksparen, en wat zijn de verschillen?
By VHN Notarissen 30 Nov, 2021
Waarom een testament maken tijdens of na een echtscheidingsprocedure? 
By VHN Notarissen 16 Nov, 2021
U ontvangt een schenking. Heeft dit gevolgen voor uw huurtoeslag, zorgtoeslag of studiefinanciering?
By VHN Notarissen 04 Nov, 2021
Waar teken ik eigenlijk voor ?
By VHN Notarissen 20 Oct, 2021
Waar moet allemaal rekening mee worden gehouden?
By VHN Notarissen 05 Oct, 2021
Hoeveel mag ik belastingvrij schenken aan mijn kind en waar moet ik op letten?
By VHN-Notarissen 05 Oct, 2021
De digitale nalatenschap; hoe heeft u dit geregeld ?
By VHN Notarissen 07 Sep, 2021
Recreatiewoningen zijn steeds meer in trek. De coronacrisis heeft de belangstelling voor de recreatiewoning aangewakkerd. Dit blijkt ook uit de waardestijgingen op de recreatiewoningmarkt die mede zijn veroorzaakt doordat ook prima vanuit een recreatiewoning kan worden thuisgewerkt. Hoewel permanente bewoning van recreatiewoningen op parken bijna nooit is toegestaan, wordt in de praktijk wel degelijk in recreatiewoningen gewoond. Daarom wordt in dit artikel nader ingegaan op de vraag of een recreatiewoning fiscaal als eigen woning kan worden aangemerkt om aftrek van hypotheekrente mogelijk te maken. Op deze manier kan ook fiscaal vriendelijk worden genoten van de recreatiewoning. Criteria voor het zijn van eigen woning Hebt u een recreatiewoning in eigendom, dan kan deze woning fiscaal alleen als eigen woning worden aangemerkt als deze woning voor u als zogeheten hoofdverblijf (zie hierna) dient. Daarbij is van belang dat u samen met uw (eventuele) fiscaal partner niet meer dan één hoofdverblijf kan hebben. Bezit u samen met uw partner meerdere woningen die als hoofdverblijf aangemerkt kunnen worden, dan kunt u samen in uw aangifte(n) Inkomstenbelasting kiezen welke woning als hoofdverblijf moet worden aangemerkt. Dat is in de praktijk meestal de woning waarop de grootste hypotheekrentelast rust. Eigendomseis Een woning die voor u als hoofdverblijf dient, kan als eigen woning worden aangemerkt als u juridisch of economisch eigenaar van de woning bent. U bent juridisch eigenaar van de woning als de woning bij de notaris aan u is overgedragen (geleverd). Economische eigendom is in dit kader eigenlijk niets anders dan de juridische eigendom, maar dan zonder dat de woning aan u bij de notaris juridisch is overgedragen. Bij economische eigendom geniet u de voordelen (waardestijging, gebruik) van de woning en komen de nadelen (kosten, waardedaling) van de woning voor uw rekening. De wet stelt, om te kunnen spreken van (economische) eigendom, als voorwaarde dat de waardeveranderingen van de woning voor minimaal 50% voor uw rekening zijn. U kunt uw notaris of een andere deskundige adviseur om advies vragen of u (economisch) eigenaar bent (geworden) van de woning. Hoofdverblijf Wordt aan de eigendomseis voldaan, dan kan een recreatiewoning als eigen woning worden aangemerkt als de eigenaar de woning als hoofdverblijf gebruikt. Deze situatie zal in de praktijk meer uitzondering dan regel zijn, vooral als de eigenaar de recreatiewoning als tweede woning in gebruik heeft en de rentelasten op de hoofdwoning hoger zijn dan de rentelasten op de recreatiewoning. Een keuze tussen beide woningen zal dan altijd ten gunste van de hoofdwoning uitvallen. De recreatiewoning zal dan samen met een eventuele daarvoor aangegane hypothecaire lening in box 3 als voordeel uit sparen en beleggen worden belast. Dat ongeacht of deze lening is aangegaan met als onderpand de recreatiewoning of de hoofdwoning. Wordt echter de hoofdwoning gehuurd en daarnaast een recreatiewoning gekocht, dan hoeft geen keuze tussen beide woningen te worden gemaakt als beide woningen als hoofdverblijf kunnen gelden. Op de huurwoning rust immers geen hypotheekschuld. De vraag of een recreatiewoning fiscaal als eigen woning kan worden aangemerkt is recent nog in de rechtspraak aan de orde geweest. Voorbeeld 1 uit de rechtspraak X heeft een recreatiewoning in eigendom en wenst dat deze recreatiewoning fiscaal als eigen woning wordt aangemerkt. X verblijft in de weekenden (van vrijdagmiddag tot zondagavond of maandagmorgen), de feestdagen, de schoolvakanties en zijn vrije dagen, in de recreatiewoning (in totaal 170 dagen per jaar). De overige (doordeweekse) dagen verblijft X vanwege zijn werk in een huurwoning. Beide woningen liggen op een enkele reisafstand van 128 km van elkaar. Visite en logees worden alleen in de recreatiewoning ontvangen. De rechter oordeelde in dit geval dat een woning kwalificeert als hoofdverblijf als het aannemelijk is dat die woning de centrale levensplaats is. Waar iemand zijn centrale levensplaats heeft, wordt naar de omstandigheden beoordeeld. Daarbij is volgens de rechter doorslaggevend waar X zijn sociale leven heeft en dat is in de recreatiewoning. Dat X in de omgeving van zijn huurwoning ook boodschappen doet, daar werkt, daar naar de tandarts e.d. gaat, weegt voor de rechter minder zwaar. Opmerkelijk is dat het feit dat de recreatiewoning op grond van het bestemmingsplan niet permanent mag worden bewoond, in deze procedure geen rol heeft gespeeld. Uit deze voor X positieve uitkomst mag niet worden geconcludeerd dat een recreatiewoning relatief eenvoudig als een hoofdverblijf kan worden aangemerkt. Dat is recent gebleken uit een andere uitspraak (zie hierna voorbeeld 2). Voorbeeld 2 uit de rechtspraak Y heeft twee woningen in eigendom: een recreatiewoning en een hoofdwoning. De recreatiewoning is in de jaren 2001 t/m 2014 in box 3 in aanmerking genomen. Y stond ingeschreven (in de basisregistratie personen) in de plaats van zijn hoofdwoning. De hoofdwoning heeft in het gehele jaar 2015 te koop gestaan. Daarna is de woning verkocht aan Z, die in juli 2016 eigenaar van de woning is geworden. Y heeft in zijn herziene aangiften 2015 en 2016 de hoofdwoning als een leeg te koop staande eigen woning opgegeven en de recreatiewoning als zijn hoofdverblijf bestempeld. Op grond hiervan trok hij de rente die met beide woningen verband hield, in de herziene aangiften 2015 en 2016 in box 1 (het belastbaar inkomen uit werk en woning) af. In deze procedure oordeelt de rechter dat de recreatiewoning niet het hoofdverblijf van Y is en onderbouwt dat met de volgende argumenten. 1. Y heeft nooit op het adres van de recreatiewoning ingeschreven gestaan; 2. Het is verboden de recreatiewoning permanent te bewonen (verblijf van maximaal 180 dagen per jaar is toegestaan), dit verbod wordt strikt gehandhaafd; 3. De recreatiewoning wordt ook deels aan derden verhuurd. Tegen deze argumentatie van de rechter valt echter het nodige in te brengen. Om met het laatste te beginnen: het tijdelijk verhuren van een eigen woning ontneemt volgens de wet aan de woning niet het karakter van hoofdverblijf. Het tweede argument dat permanente bewoning niet is toegestaan, zegt niets over een feitelijk oordeel of een woning iemands centrale levensplaats is (zie ook voorbeeld 1). Het eerste argument vloeit rechtstreeks voort uit het tweede argument en is daarom ook niet relevant. Samenvatting en tip Uit beide voorbeelden uit de rechtspraak komt een ander beeld naar voren hoe wordt beoordeeld of een recreatiewoning als hoofdverblijf kwalificeert of niet dan op grond van de wet zou gelden. Dat is opmerkelijk. Bij lezing van het tweede voorbeeld komt het beeld naar voren dat de rechter van mening lijkt te zijn dat de te koop staande woning in feite het hoofdverblijf was evenals dat in de jaren daarvoor het geval was, omdat Y heeft erkend dat hij om medische redenen een aantal periodes (onbekend is hoeveel dagen in totaal) in die woning heeft verbleven. Dat neemt echter niet weg dat in de uitspraak geen aandacht is besteed aan de in het eerste voorbeeld genoemde maatstaf voor de beoordeling waar iemand zijn hoofdverblijf heeft, namelijk de centrale levensplaats. De rechter had in de tweede uitspraak ook kunnen overwegen dat Y niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij zijn centrale levensplaats in de recreatiewoning had. Het valt te hopen dat de hoogste rechter zich over deze kwestie een keer uitspreekt, zodat duidelijk is wat de juiste maatstaf is bij de beoordeling of een recreatiewoning als hoofdverblijf kan worden aangemerkt. Tip: Overweegt u met geleend geld een recreatiewoning aan te schaffen om daarvan uw feitelijke hoofdverblijf te maken, dan staat bij de huidige stand van de rechtelijke uitspraken niet vast dat de fiscus dat ook zo ziet en de renteaftrek accepteert. Overleg met de notaris of een andere adviseur die u kan helpen bij de beoordeling of de te kopen woning als hoofdverblijf kan worden aangemerkt.
Meer nieuwsbrieven
Share by: